Minister van Sport Annick De Ridder wil elke Vlaming in beweging krijgen
Wat waren de belangrijkste mijlpalen van en hoogtepunten in uw politieke carrière tot nu toe?
Minister De Ridder: Aangezien ik al een hele tijd meedraai en de kans had om verschillende mandaten uit te oefenen, kan ik wel een aantal zaken opsommen. Zo heb ik als Vlaams parlementslid steeds aan de kar getrokken van het Oosterweelproject. De Oosterweelverbinding is niet voor niets de bouwwerf van de eeuw: ze is belangrijk voor de hele Vlaamse economie om de files rond Antwerpen weg te werken en in te zetten op openbaar vervoer.
Als schepen in Antwerpen heb ik de fusie van de havens van Antwerpen en Zeebrugge kunnen realiseren, waarmee één van de grootste havens van Europa ontstond. Maar uiteraard verdienen ook de aanleg van het Zuidpark en de heraanleg van de Scheldekaaien een vermelding.
Voorts hoop ik dat we deze legislatuur ook heel veel mijlpalen mogen bereiken. Er ligt veel werk op de plank, maar de ambitie is groot. Misschien voor nu al: we hebben een turbo-investering van 400 miljoen euro in De Lijn klaarstaan waardoor dit jaar meer dan 500 elektrische bussen besteld worden. Ik wil onze wegen, bruggen en tunnels weer in topconditie krijgen. Voorts zal ik volop investeren in onze economische en logistieke netwerken en maken we werk van een nieuw Verkeersveiligheidsplan.
U bent zelf een verwoede sporter (en supporter van Antwerp). Welke rol moet/kan sport volgens u vervullen in de maatschappij?
Minister De Ridder: Sport vervult verschillende rollen. In de eerste plaats heeft ze natuurlijk impact op onze eigen gezondheid en ons welzijn, zowel fysiek als mentaal. Daarnaast is sport een bindmiddel tussen Vlamingen. Ze werkt gemeenschapsvormend, zorgt voor teamspirit en sociale cohesie en je ervaart ook een gevoel van trots. Sport inspireert ook: topsport en breedtesport zijn zoals yin en yang, ze versterken elkaar. Vlaamse topsporters zijn rolmodellen die de bevolking er ook toe aanzetten om zelf te sporten en te bewegen. En tot slot zorgen sporters en sportevenementen ook voor uitstraling: ze tonen Vlaanderen aan de wereld.

Minister De Ridder (m.) bezocht het Ninja Warriors Parcours in Herentals in aanwezigheid van (voort vanaf l.) Tom Van Look (directeur Sportcentra Sport Vlaanderen), Philippe Paquay (administrateur-generaal bij Sport Vlaanderen), Pascal Van Nueten (schepen
U bent de eerste vrouwelijke minister van Sport. Zorgt dat volgens u voor een ander beleid of voor accentverschuivingen?
Minister De Ridder: Nee. Het is eigenlijk de eerste keer dat iemand daar expliciet op wijst en dat maakt meteen ook duidelijk dat het er weinig toe doet.
Vlaanderen trekt steeds meer sportevenementen aan, waardoor we internationaal echt op de kaart staan als sportnatie. Niet alleen in topsport blinken we uit, ook in breedtesport: meer dan 80% van de mensen in Vlaanderen beweegt of sport wekelijks, een cijfer dat nog nooit zo hoog was. Van mij moet je dus ook geen aardverschuivingen verwachten. Ik ga verder op het goede elan van mijn voorgangers en wil ons op alle vlakken als sportnatie nog verder versterken.
Topsport en breedtesport zijn zoals yin en yang: ze versterken elkaar.
Kunt u ons sportlandschap samenvatten in enkele concrete en opvallende cijfers?
Minister De Ridder: Er zijn in Vlaanderen 9.948 sportdomeinen en 30.129 sportinfrastructuren. Het aanbod aan sportinfrastructuur in het Vlaamse Gewest is divers. Sport Vlaanderen onderscheidt 54 types. De focus ligt op elf grote sporttakken en bijhorende infrastructuur: zwembaden, sporthallen, ruiterinfrastructuur, padelterreinen, tennisterreinen, grote openluchtvelden met natuurgras of kunstgras, atletiekinfrastructuur, gymhallen, danszalen en vechtsportzalen. Eind 2024 was er voor elk van deze types sportinfrastructuur een toename in vergelijking met een jaar eerder. De inzet op infrastructuur is dan ook een constante in het beleid.
Ten slotte telt Vlaanderen momenteel 77.145 actieve trainers, van wie 43% een VTS-diploma (Vlaamse Trainersschool) behaalde. Het aantal trainers is het afgelopen decennium met meer dan een derde gestegen en was nooit zo hoog. Een steeds groter aandeel hiervan is bovendien gekwalificeerd, wat mede te danken is aan de vernieuwde opleidingsstructuur.
Welke belangrijke actiepunten vermeldt uw beleidsnota op sportvlak? Hoe wil u voortbouwen op eerdere sportbeleidsplannen? Wat wil u tijdens deze legislatuur verwezenlijken?
Minister De Ridder: We willen elke Vlaming – jong en oud, op school, op werk, in de buurt – in beweging krijgen. Daar zitten we al goed: acht op de tien Vlamingen geeft aan dat ze minstens één keer per week sporten en liefst 1,4 miljoen Vlamingen zijn actief in een sportclub.
Als we natuurlijk willen dat iedereen beweegt, is voldoende sportinfrastructuur noodzakelijk. Vanuit Vlaanderen ondersteunen we lokale besturen en/of private partners om infrastructuur mogelijk te maken via groepsaankopen, bovenlokale sportinfrastructuur én het zwembadendecreet.
Daarnaast wil ik er ook over waken dat we het beschikbare budget efficiënt inzetten. Dat zal constante bijsturing en hervorming vergen, maar alleen zo kunnen we ook het grootste effect genereren. Ik wil de topsporters topomkadering geven. We ondersteunen hun trajecten van talent tot elite, maar we zullen hier ook scherpere keuzes maken. Kwaliteit en professionalisering staan centraal: data, innovatie, opleidingen,…
En tot slot willen we meer topevenementen naar Vlaanderen halen zodat onze topsporters voor eigen publiek kunnen schitteren en Vlaanderen internationaal in de kijker zetten.

Dit spannende hindernissenparcours, dat recent vanuit Sport Vlaanderen officieel werd geopend, is goed voor je uithouding en de ontwikkeling van je spieren. Deze discipline wordt geïntroduceerd op de Olympische Zomerspelen in 2028 in Los Angeles, als onde
Meer dan 80% van de mensen in Vlaanderen beweegt of sport wekelijks.
Hoe groot is het belang van sportclubs, jeugdparticipatie, sportinfrastructuur, … in dit verhaal?
Minister De Ridder: Sportfederaties en hun aangesloten sportclubs zijn het kloppend hart van de sportbeleving, waarbij een sterke globale sport- en beweegcultuur natuurlijk begint op jonge leeftijd. Kwalitatieve infrastructuur is bovendien een voorwaarde om sport te kunnen beoefenen. Met het verderzetten van de ‘Sportspurt’ gaat onze focus dus nog steeds naar het ondersteunen van die nodige infrastructuur.
Waarop legt het nieuwe topsportactieplan de nadruk? Besteedt het ook aandacht aan (innovaties op het vlak van) duurzaamheid en toegankelijkheid?
Minister De Ridder: Het plan benadrukt in de eerste plaats het belang van die yin en yang waarover ik al eerder sprak: de wisselwerking tussen breedtesport en topsport. Daarnaast ligt de focus op een efficiënte en gerichte ondersteuning: extra middelen voor topsportfederaties en voor individuele topsporters via flexibele contracten.
Er komt een budgetstijging van ongeveer 5% (5,5 miljoen extra) waarmee we onder meer wetenschappelijke ondersteuning, centralisatie en professionalisering van de begeleiding willen versterken. Daarnaast wordt de topsportindex met 10% verhoogd; dat is zéér ambitieus. We kiezen ook voor professionalisering en het versterken van coaches en experts. Daarom willen we ook topsportinfrastructuur en centers of excellence in de regio Gent-Antwerpen-Leuven verder uitbouwen, met aandacht voor een stimulerende sportomgeving die voldoet aan hoge kwaliteitsnormen.
Het regeerakkoord streeft naar een duidelijke profilering van Vlaanderen als sportmerk waarbij integriteit en samenwerking tussen sport, bedrijven en scholen centraal staan. Hoe wil u dat doel concreet verwezenlijken?
Minister De Ridder: Vlaanderen blinkt uit als sportnatie en ik wil hier blijvend op inzetten. Ik pleit voor sport voor allen, met sterke sportstructuren en -infrastructuur. Topsport en evenementen hebben hun rol in de zichtbaarheid van sport. Voor infrastructuur is het ecosysteem en de samenwerking tussen zowel overheid als private partners minder publiek zichtbaar, maar daarom niet minder belangrijk. Sleutelbegrippen op het vlak van infrastructuur zijn cofinanciering, duurzaamheid, innovatie en toegankelijkheid. Samenwerking met alle partners is hiervoor noodzakelijk.
Over welk budget beschikt u voor sport en hoe wil u dat verdelen (op het vlak van investeringen, projecten, subsidies, …?
Minister De Ridder: Sport Vlaanderen beschikt over een budget van ongeveer 200 miljoen euro. Dat is niet de grote hap uit de Vlaamse begroting, maar hier gebeuren wel grootse zaken mee. Infrastructuur heeft een budget van om en bij de 41 miljoen euro; dat zijn de middelen voor de centra en voor investeringen in bovenlokale infrastructuur en topsportinfrastructuur. Voor de werking van de topsportfederaties, de programma’s van onze topsporters – van talentdetectie tot elitesporten – en alles wat erbij komt kijken is in 2025 ongeveer 31 miljoen euro beschikbaar. Het overige budget gaat naar het ‘sport voor allen’-beleid: hiermee wordt breedtesport ondersteund. Dat gaat dan over de werking van federaties, schoolsport, tewerkstelling, … Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere stromen voor o.a. het antidopingbeleid.

“Vanuit Vlaanderen ondersteunen we lokale besturen en/of private partners om infrastructuur mogelijk te maken via groepsaankopen, bovenlokale sportinfrastructuur én het zwembadendecreet”, meldt de Vlaamse minister van Sport.
U investeert binnen het grotere geheel van het Verkeersveiligheidsfonds en ter ondersteuning van lokale besturen ook alvast 2,5 miljoen euro in veiligere schoolomgevingen (met beperkte lokale ingrepen, zoals signalisatie of vaak kleine infrastructuuraanpassingen), zo raakte begin februari bekend. Lokale besturen kunnen ingaan op de subsidieoproep en eenmaal per jaar subsidies ontvangen voor kleine ingrepen die de verkeersveiligheid van hun schoolomgeving verbeteren. Per schoolomgeving is 25.000 euro voorzien, waarbij maximaal de helft van de kosten gedekt wordt. Onlangs werden de eerste negen dossiers (met 43 individuele projecten) goedgekeurd, goed voor een totale subsidie van 363.000 euro: Nazareth (25.000 euro), Torhout (37.600 euro), Meerhout (24,800 euro), Alveringem (21.400 euro), Halle (4.500 euro), Geraardsbergen (16.100 euro), Antwerpen (128.800 euro, waarvan 50.000 euro voor het district Deurne) en Brugge (52.700 euro). Zijn al nieuwe dossiers goedgekeurd?
Minister De Ridder: Ja, ondertussen hebben weer elf dossiers groen licht gekregen: Malle (30.000 euro), Scherpenheuvel-Zichem (55.274 euro), Ieper (25.000 euro), Gent (125.000 euro), Halle (3396 euro), Peer (24.342 euro), Roeselare (12.784), Zwevegem (18.037 euro), Kuurne (15.000 euro), Denderleeuw (18.328 euro) en Rotselaar (25.000 euro). Ze bieden een mooie spreiding over heel Vlaanderen; die toont echt aan hoe hard de lokale besturen hierop inzetten. Dat is niet meer dan terecht: de veiligheid van kinderen en kleinkinderen komt op de eerste plaats.
Welke projecten zitten nog in de pijplijn?
Minister De Ridder: Het is aan de lokale besturen om in te gaan op de subsidieoproep, dus daar hebben we geen zicht op. Maar wie eerst komt, wordt eerst bediend.
Hoe wordt u ondersteund bij uw beleid? Wat zijn de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokkenen en zijn zij aanspreekbaar?
Minister De Ridder: Mijn kabinet werkt samen met Sport Vlaanderen; zij voeren het beleid uit. Op het vlak van infrastructuurbeleid kunnen we dus rekenen op de kennis en vaardigheden van Sport Vlaanderen. Daarnaast zijn zowel de raadgevers op het kabinet als Sport Vlaanderen het aanspreekpunt voor de sector en zijn ze als ‘civil servants’ steeds bereid in dialoog te treden.
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief